Hoe ziek het klinkt, want; dat weet ik maar toch ga ik het opbiechten: hoe je je voelt als je nog maar veertig kilo weegt. Nou ja, iets meer dan veertig kilo, tweeënveertig om heel precies te zijn. Dat is het laagste getal wat de weegschaal ooit heeft aangegeven toen ik erop stond. Ik was intussen al zo’n acht maanden niet meer ongesteld. Mijn haar viel vreselijk uit, vandaar de kale plekken die mijn hoofd nu nog ontsieren. Mijn nagels braken met het grootste gemak af maar ik moet eerlijk zijn: het gevoel was fantastisch. Geweldig, verslavend en superieur.
Het was een prestatie waar ik zo trots op was en zelfs toen ik zei dat ik echt mijn best deed met eten, was het de eetstoornis die tegen mijn omgeving loog. In het aantal calorieën wat ik die dag zou eten had ik precies berekend of ik het met paardrijden en wandelen er weer af zou krijgen. Ik wandelde veel, ik wandelde uren. Mijn benen waren zo ontzettend moe maar met een moordend tempo (liefkozend heb ik dat het anorexia-loopje gedoopt) liet ik mij door geen weer of wind tegenhouden. En Indy wandelde mee, zelfs hij was de wandelingen van tijd tot tijd zat. Hij keek mij dan vragend aan: moeten we echt alwéér naar buiten? Maar ook zijn smekende blik kon mijn superieure gevoel niet indammen.
Ik zakte steeds verder weg in isolement omdat ik als de dood was dat iemand zich met mijn eetstoornis zou bemoeien. Het liefste wilde ik helemaal alleen zijn en zoveel mogelijk activiteiten in een dag proppen om van die verdomde calorieën af te komen. Tegelijkertijd was eten ontzettend belangrijk, want als ik iets ging eten moest het wel lekker zijn. Het moest het waard zijn om in mijn mond te stoppen dus ik ging zeker mee uit eten maar dat was dan de enige maaltijd van die dag. En meestal sloeg ik de dag erna alle maaltijden over om de boel weer te compenseren.
Ben je in die paar jaar met mij gezellig mee uit eten geweest? Ik heb dan om twee redenen zeker tachtig procent van ons gesprek gemist. Ik was zo geobsedeerd door het feit dat ik eindelijk iets mocht eten dat er niets anders meer in de wereld toe deed. En mijn hersenen functioneerde nog zo traag dat ik hele gaten in mijn geheugen heb van die tijd. Maar het gevoel dat ik beter was dan ieder ander in het restaurant was het allemaal waard.
En weet je wat nog het meest nare is? Er is bijna geen enkel gevoel op deze wereld dat dat gevoel kan evenaren. Sterker nog, ik denk dat ik het nog niet heb mogen meemaken dat er iets zo fijn voelde. Als een training mislukt dan kan ik ieder geval nog terugvallen op dat ik dunner ben dan vorige maand. Niet dun genoeg natuurlijk, maar wel dunner dan ik was. Als een werkdag niet bevredigend was dan kon ik het van mij afschudden en denken: maar ik pas wél in maatje 34. En een paar maanden later zakte maatje 34 van mijn billen af, kijk, dat waren pás prestaties.
Ik doe mijn best nog iedere dag om niet aan het gevoel te denken. Niet te verlangen naar de verslaving van zoveel afvallen. Om niet langer te wensen zo dun te zijn en mij daardoor zo bijzonder te voelen. Ik bied er weerstand aan met al mijn wilskracht en toch blijft het altijd lokken. Het superieure gevoel van beter zijn dan ieder ander die je tegenkomt op straat. Het is een walgelijk idee maar het voelde zo prettig. En ik weet ook dat als ik was doorgegaan, het mij het leven had gekost. Het was namelijk nooit genoeg geweest… of beter gezegd: niet weinig genoeg.
Hoe kan het zijn dat iets zo heerlijk voelt je helemaal sloopt tot op het bot?